Ik ben dan wel geen Westfries van geboorte, maar voel mij inmiddels wel zo. Toch blijkt dat ik sinds mijn eerste kennismaking met ’mijn’ Westfries in 1997, nog niet alle Westfriese woorden ken.

Ik heb dan ook het Westfries woordenboek op kantoor altijd bij de hand. De oude van Jan Pannekeet en de nieuwe herziene versie door Joop van Diepen en Andries Sijm.

Sels

Het woord sels kende ik al wel. De definitie volgens het woordenboek: Op gezelschap gesteld, niet tegen het alleen kunnen zijn. ‘n Selse kip, iemand die zeer op gezelschap gesteld is. Het woord hangt samen met gezel en gezelschap. Sels(k)ighoid is behoefte aan gezelschap. Vanaf 1 juli is Sels ook ons nieuwe buurtcafé aan de Dijkweg op Andijk. Daar mochten we met de bestuursleden van Stichting Het Anker, investeerders en vrijwilligers op uitnodiging van de nieuwe uitbaters Kim en Niels komen voorproeven. Mijn eerste ervaring: we zatte bar an, en ’t eten was skoftig lekker. Een mooie gezelschapsplek voor alle leeftijden.

Miers(k)

Terwijl we op het grote terras buiten achter Sels in het zonnetje zaten te genieten, zie iemand: “Ik ben miers(k).” Dat was voor mij een nieuw woord. Bij navraag werd de uitleg gegeven die ik nu ook lees in het Westfies woordenboek, in de context: Trek hebben in hartige spijs, hongerig, eetlust. Overigens staat in dit woordenboek dat het miers is, maar ik hoor in andere plaatsten ook miersk zegen. Wat is het toch mooi dat ieder gebied in Nederland zijn eigen eigenaardigheden en eigen taal/dialect heeft.